Bedrijfscollectie Tichelaar

Koninklijke Tichelaar in Makkum heeft in de eerste jaren van de 21e eeuw haar archivalische collectie modellen en andere zaken overgedragen aan de Ottema-Kingma Stichting (OKS), die deze in bruikleen heeft gegeven aan het Keramiekmuseum Princessehof te Leeuwarden.

Tot de collectie behoren:

1. omstreeks 1.700 stukken sieraardewerk (1880–1960)
BCT 0001-1700
2. omstreeks 15 stukken sanitair
BCT 1718-1727
3. 34 potten met bereide verven en ca. 25 stukken gereedschap  
BCT 1728-1743
4. omstreeks 180 stukken sieraardewerk (1960-1990)
BCT 1750-1926
5. omstreeks 3.000 tegels (1880–1980)

De delen 1-4 van de collectie werden in 2007/2008 door dr ir P.J.Tichelaar, oud-directeur van Koninklijke Tichelaar, doorlopend genummerd BCT 1 t/m 1926 en geïnventariseerd. De OKS had de voorwerpen inmiddels digitaal laten fotograferen, zodat de afbeeldingen, met de bijbehorende omschrijving, konden worden toegevoegd aan de database van de collectie van de OKS.

Onder meer vanwege de omvang is voor de inventarisatie van de tegels voor een andere wijze van ontsluiten gekozen. De drieduizend tegels zijn in grote lijnen chronologisch geordend en vervolgens in velden van 5x5 tegels gefotografeerd. Behalve de voorkant werd soms ook een informatieve achterkant van een veld gefotografeerd. De tegels behielden daarbij hun plaats in het veld door ze alle stuk voor stuk om te keren.
De inventarisatie en de korte inleidingen bij de onderdelen van deze tegelcollectie zijn eveneens van de hand van de heer Tichelaar.

Tussen 1860 en 1980 zijn van Tichelaar vier verkoopcatalogi van tegels verschenen die als eerste uitgangspunt hebben gediend voor een volgordelijke indeling en beschrijving van de tegels. De bladen van die catalogi zijn gescand en de afdrukken zijn samengebracht in de blauwe ringbanden 1 en 2.

Bij het sorteren van de tegels is volledigheid vermeden, maar is gestreefd naar representativiteit. Van sommige tegeltypen – bloemen, landschappelijke voorstellingen, enz. - werden onder één nummer immers gewoonlijk series van varianten op een thema gemaakt, soms wel tot 36 voorstellingen. Wel is er naar gestreefd verschillen in uitvoeringen uit jaren zichtbaar te maken door meer tegels van hetzelfde nummer te tonen. Verder is er voor gezorgd – waar van toepassing - dat van vier tegels hun decoratieve samenhang zichtbaar is. De nummering in de catalogi volgend zijn – voor zover aanwezig - steeds 25 tegels in een genummerde kist geplaatst nadat er een digitale opname van een veld van 5 x 5 van gemaakt is.

Voor alle duidelijkheid: de nummers per kist betreffen de nummering uit de catalogi.

Afdrukken van deze opnames zijn samengebracht in de blauwe ringbanden 3 en 4. Alle vier de ringbanden kunnen worden geraadpleegd in het Keramiekmuseum Princessehof.


Inhoudsopgave

Onderzoek en ontwikkeling

Contract 1903

Voorbeeldmateriaal verschillende formaten

Tegels 20 × 20

Tegels 13 × 13

Tegels 15 × 15

Tegels 15 × 7,5

Tegels 13 × 6

Tegels 10 × 10

Tegels 7,5 × 7,5

Tegels 6 × 6

Tegels 3,5 × 7

Bouwmaterialen

Bijkomstige zaken

Diversen


Onderzoek en ontwikkeling

Datering van de tegels 1880–1980

Voor datering en toeschrijving aan Makkum van Nederlandse tegels uit de 19e en 20e eeuw zijn enkele vuistregels gangbaar:
1.  aan de voorzijde zijn in hoeken (wel of geen) sporen van spijkerafdrukken zichtbaar in het glazuur.
2.  aan de achterkant van de tegels zijn bij de vormgeving over de volle breedte drie evenwijdige groeven van omstreeks 8 mm breed gespaard.
Beide zijn het gevolg van de mechanisering van de vormgeving tegen het eind van de 19e eeuw.

Ad 1. Vele jaren werden vorm en afmeting van de tegels na het rollen nog gecorrigeerd door ze, liggend onder een vierkant snijplankje, met een bot mes te ontdoen van hun overlap. Om verglijden van de tegel onder het plankje tegen te gaan werden de tegels door enkele kleine spijkers in het plankje op hun plaats gehouden. De spijkers lieten een afdruk achter in de leerharde tegel. Het staat niet vast wanneer in de tweede helft van de 19e eeuw de spijkers uit de plankjes werden weggelaten maar aangenomen wordt dat dit omstreeks 1870 het geval is geweest.
De tegels die Jan Tichelaar in 1876 gebruikte voor (het completeren van) de tegeltableaus in de keuken van Turfmarkt 7, geschilderd door Willem ten Zweege, hebben geen “punten" meer. Op een rank van oudere datum, van Jacobus I, overleden 1869, zitten ze wel. Na de komst van de strengpers in de steenmakerij, omstreeks 1900, bleef men de tegels na het rollen snijden maar dat leidde niet tot spijkergaatjes.
Conclusie: Tegels zonder “punten" of spijkergaatjes zijn van na 1870.

Ad 2. Met een strengpers wordt de plastische klei geëxtrudeerd door een stalen mond.
Verschillende uitstroommonden geven aan de uittredende ’strang’ verschillende profielen. Van deze mogelijkheid is in Makkum vele jaren gebruik gemaakt om drie groeven in de achterkant van de tegels aan te brengen.
De bedoeling daarvan was dat de vele kleine kieren van de groeven tot een betere warmteverdeling in de kappen rauwsteen zouden leiden en er minder vorming van harten zou optreden. Het houten model van de mond voor de gieterij is bewaard gebleven. Het lijkt er op dat er maar één keer zo’n mond is gemaakt die jarenlang gebruikt is, steeds verder sleet en naderhand is vervangen door een mond met een rechte doorsnee.

De verklaring daarvoor is dat er, toen het effect onvoldoende was gebleken, is overgegaan tot, of is terug gevallen op, het zogenoemde tussenleggen van de kappen. Dit laatste was in mijn jeugd de gebruikelijke werkwijze.
Bij het opkappen van de tegels worden ze steeds twee aan twee gelegd. Bij tussenleggen komen tussen twee ongebakken tegels steeds twee gebakken tegelstrippen van drie tot vier cm breed. Dit bleek voldoende voor het voorkomen van harten in de gebakken steen.

De mate van slijtage van de stalen mond en daarmee de afnemende diepte van de groeven van de tegel zeggen iets over het jaar van vervaardiging. Er zijn tegels met glazuurproeven: van mijn grootvader met de jaartallen 1912 en 1913 en van mijn vader van de jaren 1914 en 1916, waar de groeven al iets van hun diepte en scherpte hebben verloren. Uit latere jaren zijn er gedateerde tegels met verf- of glazuurproeven. Er zijn zowel oudere tegels als jongere tegels zonder groeven.
Mede aan de hand van het aanzien van de achterkanten is een globale datering mogelijk.
In de kisten 71 en 72 (BCT 2193 en 2194) zitten gedateerde tegels waaraan dit verloop te zien is:

tot 1900
dun, gesneden en lichte achterkant, licht bezand
1903 / 1910
dun met drie scherpe groeven
1910 / 1920
dun met goed zichtbare doch niet meer scherpe groeven
1920 / 1930
dun met vage groeven
na 1930
dun, flink bezand, rossig getint

Van 1925 af worden naast de dunne ook dikke handvorm tegels gemaakt.

De tegelproductie is in de oorlog vrijwel stilgelegd en eerst na 1960 weer opgenomen. Toen dat succesvol bleek kwamen er in en om Makkum een stuk of tien epigonen die vaak met bedrieglijke imitaties kwamen.
Mede om die reden is in 1968 begonnen met het instempelen van een herkenning, twee letters voor het jaartal en een cijfer van een tegelmaker lopende van 1 tot 5.

1970 - GO
1980 - HO
1990 - IO
2000 - OO
1971 - GA
1981 - HA
1991 - IA
2001 - OA
1972 - GB
1982 - HB
1992 - IB
2002 - OB
1973 - GC
1983 - HC
1993 - IC
2003 - OC
1974 - GD
1984 - HD
1994 - ID
2004 - OD
1975 - GE
1985 - HE
1995 - IE
2005 - OE
1976 - GF
1986 - HF
1996 - IF
2006 - OF
1977 - GG
1987 - HG
1997 - IG
2007 - OG
1978 - GH
1988 - HH
1998 - IH
2008 - OH
1979 - GI
1989 - HI
1999 - II
2009 - OI


Het onafgebroken zoeken, ontwikkelen en beproeven

Eeuwenlang heeft de kennis van de keramische vakman berust op empirie. Ten minste vijf jaar was nodig om voldoende gevoel voor materiaal en proces te krijgen, hetgeen nodig was om beslissingen te kunnen nemen. Zowel grote als kleine beslissingen, die zich niet beperkten tot de bedrijfsleiding maar die dagelijks door en voor het hele proces nodig waren voor goede uitkomsten. Bij het kleigraven de selectie van de laag, bij het wassen het moment van aflaten van het water en het snijden van de blokken. Bij de kleimolen de plasticiteit om draaier en steenmaker naar tevredenheid te bedienen: "drek" of "keutels". Op de draaierij het keren en afdekken en opkappen. In de steenmakerij het moment van keren en opkappen bij het drogen, voor het rollen en het snijden. Op de vormerij de dikte van de laag, het lossen van de vormen en de zorg bij het drogen. Om maar van het werk van de schilder, de ovenist en de stoker te zwijgen.

De twintigste eeuw heeft hierin veranderingen gebracht, een groot aantal parameters zijn zo langzamerhand in cijfers gevat. Wat tot nu toe gebleven is, is de empirie bij de receptuur van de glazuren en de verven, de beproeving van binnengekomen grondstoffen van leveranciers.

Leveranciers van glazuren en verven door de jaren

Duitsland
   Julius Bidtel
   Roessler
   Fröhlich
   Saake
   Geitsner
   Tosche
Frankrijk
   L’Hospied
Engeland (Stoke-on-Trent)
   Harrison
   Wengers
Italië
   Colorificio Romer
Nederland
   Blythe Colours Maastricht
   Ferro Enamels Rotterdam

Van de eindeloos vele proeven is een onbekend deel bewaard gebleven, het overgrote deel zal direct naar de keizelbult zijn verdwenen. Het gereedschap voor de proeven was eenvoudig en traditioneel. Er waren twee balansen met bijbehorende gewichtendozen voor het afwegen van de porties die werden geaccordeerd op witte geglazuurde kleine schotels en in kommen.
Bij onvoldoende menging of fijnheid werden voor de eerste nadere verkleining vijzels met stampers gebruikt. Het mengsel werd in een pot met kogels op de potrolmachine een voorgeschreven aantal uren gedraaid. Kleine porties werden getemperd op een glasplaat met loper en tempermes. De porties voor glazuurproeven waren vanzelfsprekend groter dan die voor kleuren.

Glazuurproeven

Zie kisten 73 t/m 82 (BCT 2195 t/m 2204).

Kleurproeven

Zie kisten 83 t/m 89 (BCT 2205 t/m 2211).

Enkele bijzondere uitvoeringen, curiosa

Zie kist 90 (BCT 2212).

Mechanisering van de decoratie

De oudste arbeidsbesparende methode bij het decoreren van tegels is het gebruik van gravures, eenkleurige afdrukken van gegraveerde platen. Dit werd in Engeland ontwikkeld in de 18e eeuw. Omstreeks 1910 lijkt een weinig succesvolle proef in die richting gedaan te zijn maar dan met een decalcomanie.
Wel is er veel gewerkt met sjablonen. Daarbij worden na het glazuren tegels bedekt met een plaatje metaal waarin openingen zijn gespaard. Door de openingen wordt verf op de glazuur aangebracht. Dit kan door strijken met een kwast of door sprenkelen, dat is het spatten door met een mes langs een met verf bevochtigde borstel te strijken. De decoratie kon worden vervolgd door gebruik van één of meer aansluitende sjablonen of door completering door de schilder met penseel.
Er is een groot aantal sjablonen aanwezig. Zij zijn van zink, lood of staniol. Zij zijn niet beschreven of geïnventariseerd.
Zie kist 91 (BCT 2213).

Kunsten

In de jaren zeventig werkte de kunstschilder Benjamin Royaards in Makkum waar hij schilderde op schotels en tegels. Van beide zijn voorbeelden bewaard gebleven.
Zie kisten 92 en 93 (BCT 2214 en 2215).

Andere, vergelijkbare fabrikaten

Twee soorten: collegiale en epigone.
Over de tweede serie van de tegelfabriek Fourmaintraux in Desvres (F), ten tijde van het Makkumer Tegelhuis aan de Prinsengracht, was er contact met verschillende tegelfabrikanten, zowel in Portugal als in Frankrijk.
In Lille was een tegelhandelaar die aardige fijne tegels had en die combineerde met onverwachte toepassingen zoals een beschilderd spoeltoilet "Dagobert" van grote afmeting. De bijpassende tegels liet hij komen van Fourmaintraux en tot onze verbazing waren daar exemplaren bij met aan de achterzijde de gestempelde raaf van Westraven.
Verklaring: Westraven maakte in die jaren zelf geen tegels meer, maar kocht de tegels bij FF - als halffabrikaat- biscuitegels die in Utrecht werden geglazuurd, beschilderd en gebakken. Bij leveringen aan Lille was de achterkant niet van belang en waren al dan niet abusievelijk Westraven gestempelde tegels gebruikt.
De tegels van regel 2 en 3 van het blad zijn voorbeelden uit die tijd, die wij in Makkum zonder succes hebben getracht te kopiëren.
Zie kisten 94 t/m 96 (BCT 2216 t/m 2218).


Contract 1908

Merkregistratie en prijsafspraken

In het archief van Tichelaar te Makkum bevinden zich twee contracten die zijn opgesteld door 'fabrikanten van muurtegels in Nederland': Sijbrand Tjallingii te Harlingen, firma J. van Hulst, idem, firma Gebr. Ravesteijn te Utrecht, de Faience- en tegelfabriek Holland (directeur J. Mijnlieff) en Fa. Gebr. Tichelaar te Makkum.
Deze contracten betreffen decor-registratie prijsafspraken in het begin van de twintigste eeuw. Het contract over de decor-registratie dateert van december 1902.

De bedoeling kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van enkele artikelen uit het contract:

Artikel 1

"Zij verbinden zich tegenover elkander ieder wederkerig, geen tegelversieringen of patronen in muurtegels uit te voeren, waarvan het ontwerp door een der mede-contractanten geregistreerd is."

Artikel 6

"Registreeren van ontwerpen en versieringen geschiedt door toezending aan alle contractanten van monsters of teekeningen op stevig carton en in kleuren uitgevoerd met waterverf, die hiervoor in aanmerking komen."

Artikel 8

"De ter registratie opgezonden patronen moeten voorzien zijn van een bepaald etiket vermeldend den dag van afzending, den naam van den afzender, den naam van den geadresseerden, het nummer en liefst ook den naam, waaronder de versiering in de fabriek bekend staat."

Ter bevestiging van de overeenkomst stuurden de fabrikanten elkaar tegels met de betrokken ontwerpen toe, met op de achterzijde het toepasselijke catalogusnummer. Zie de voorbeelden in de kisten 151 t/m 165 (BCT 2273 t/m 2291). De tegels werden eveneens in grafische vorm toegezonden.

In het bedrijfsarchief van Tichelaar bevindt zich een aantal monstertegels en tekeningen van deze registratie. De geregistreerde decors werden gemaakt tussen 1899 en 1908. Tot mei 1902 stuurde Van Hulst de decors in waterverf getekend op karton, na augustus 1902 werden ze afgedrukt in de juist verschenen catalogus.

Uit: J. Pluis: Fries Aardewerk, dl 5. Leiden, 2005. p. 225


Voorbeeldmateriaal verschillende formaten

Voorbeeldmateriaal verschillende formaten

Zie kisten 106 en 106bis (BCT 2224 en 2225).


Tegels 13 × 13

Reguliere productie uit de eerste catalogus 1860-1900

Het "tegelvoorbeeldboek" is tussen 1860 en 1900 in twee gedeelten ontstaan. Een eerste deel tussen 1860 en 1868 en getekend door Jacobus ten Zweege sr.

Het is de ongeïnspireerde weergeving van een ongeïnspireerde collectie van een ongeïnspireerde ondernemer Pieter Jelmers Tichelaar. Het is de oude collectie die tot stand kwam in de jaren nadat in 1825 het gehele bedrijf door brand verwoest was. Het werd een voortzetting van de voorgaande twee eeuwen.

Het tweede deel tussen 1892 en 1900 van de hand van de kleinzoon Jacobus ten Zweege geeft blijk van vernieuwing en uitbreiding van de collectie met eigentijdse tekeningen, waar Jugendstil proefbaar is. Wellicht heeft Jacobus deze tekeningen gemaakt in de jaren voor hij in dienst trad bij het bedrijf.
In de kisten 1-10 (BCT 2121 t/m BCT 2130) zitten de oudste tegels zoals afgebeeld in het "tegelvoorbeeldboek" behalve de 15x15; de nrs 131-137 zitten in kist 108 (BCT 2227).

Reguliere productie uit de tweede catalogus 1903

Piet Tichelaar liet in 1903 een tegelcatalogus van veertig bladzijden drukken die hij stuurde naar zijn handelaren in bouwmaterialen. De oude nummers bleven bestaan, de nieuwe zitten in kist 11-20 (BCT 2131 t/m 2140); in kist 21 en 22 (BCT 2143 en BCT 2142) zitten de plinten en in 23 (BCT 2143) diverse plinttegels.
NB: in kist 19 (BCT 2139) zijn 2 klederdrachten uit een serie van 6 en één fruitmand uit een serie van 7.

Reguliere productie – Jugendstil

Er is na 1900 hard gewerkt om de mogelijkheden, getoond op de bladzijden 33-40 van de catalogus, aan de man te brengen. Tot op zekere hoogte lijkt dat ook wel te zijn gelukt, al waren Van Hulst en Tjallingii daar vermoedelijk eerder mee en succesvoller.

Reguliere productie - decorontwikkelingen jaren 1900 en 1910

Er zit een gekke serie in kist 27 (BCT 2147) waaruit blijkt dat er iemand met voorbeelden van circus-acrobatiek is langs gekomen die verwerkt is, mogelijk ook geleverd, wellicht één serie.
Verder is er uit die tijd een serie met Amerikaanse sprookjes, met vernieuwde landschappen, met Hollandse klederdrachten en met grote schepen. De bronnen zijn niet bekend.

Reguliere productie uit de catalogus ca. 1920

Na de goede jaren van voor de Eerste Wereldoorlog ging het slecht met de tegelafzet.
Er vielen zware klappen: het overlijden van Piet Tichelaar in 1913 en de opvolging door de 19-jarige Jan, die in 1914 in militaire dienst werd opgeroepen doch vervolgens vrijstelling kreeg. Door de wereldoorlog viel de tegelafzet naar Amerika en Engeland weg (hetzelfde gold voor de afzet van dakpannen naar Duitsland). Voor Jan was het in die jaren een kwestie van overleven.
Na de oorlog werden de verbindingen met Londen en New York hersteld.

Omstreeks 1920 verscheen er een nieuwe kleine catalogus met 3 decors, kort daarna verscheen deze in het Engels voor Vanderlaan in New York en wellicht ook voor Van Straaten in Londen. Het geheel zag er frisser uit, alle oude decors ontbraken erin.

Reguliere productie - Oud-Hollandse tegels 1920

Ik (P.J.Tichelaar) ben bijzonderheden kwijt, maar ik meen me te herinneren dat de ontwerper – eerste schilder van het bedrijf, J.R. Steensma, op uitnodiging van de directeur van het Rijksmuseum (!) een aantal dagen in Amsterdam oude tegels heeft zitten (na) tekenen en daaruit de inspiratie heeft geput voor een "nieuwe" serie Oud-Hollandse tegels. Dat moet in de zelfde jaren geweest zijn dat uit Londen van Van Straaten de vraag en suggestie was gekomen af te zien van nog verdere goedkopere productiemethoden, maar in tegendeel te streven naar betere kwaliteit en daarmee een duurder product. Deze gedachte werd aanvaard, hetgeen er in de jaren twintig toe heeft geleid dat er toen veel proeven zijn gedaan en veel tijd is gestoken in de ontwikkeling van de uitbreiding van het assortiment.

Er kwamen de volgende tien jaar de volgende vier soorten: Oud-Hollands, Perzisch, Chinees en Spaans.
In de kisten 30 t/m 34 (BCT 2150 t/m 2154) zitten de voorbeelden van Oud-Hollandse tegels die werden gepresenteerd als Imitatie-Antieke Tegels.

Reguliere productie - Perzische tegels 1922

De heer Van Straaten, die niet terug was gekomen van zijn reis met de Titanic, werd opgevolgd door zijn schoonzoon Lamb. Deze kwam zo nu en dan naar Nederland en verbleef dan in Hotel Terminus tegenover het station Hollandsch Spoor in Den Haag. Hij ontving zijn Nederlandse tegelleveranciers Van Hulst, Westraven, Tichelaar en mogelijk nog andere.
Vader was dan zo'n dag naar Holland. Reed op zijn motorfiets naar Workum, met de trein naar Staveren, de boot, en van Enkhuizen met 150 km/uur non stop naar Amsterdam CS, vijfde perron. De reistijd van Makkum naar Amsterdam was toen een uur korter dan vandaag.
De heren konden het goed met elkaar vinden en het moet in een van die gesprekken geweest zijn dat Lamb vroeg naar de mogelijkheid Perzische tegels te maken. Hij stuurde daartoe snel voorbeeldmateriaal (kist 106, BCT 2224) dat geen Perzisch maar eerder Turks fabrikaat is.

De heren in Makkum hebben dat fors aangepakt. Met glazuur- en verfmonsters zijn vele honderden proeven genomen (kist 85 en 86, BCT 2207 en 2208) en toen men in Makkum en Londen tevreden was heeft Steensma zich uitgesloofd met zeker tien nieuwe decors op allerlei formaten behalve 13 x 13 (zie kisten 101, 102, 113, 114, 115, 121, 122, 123 en 131 = BCT 2219, 2220, 2233, 2234, 2235, 2244, 2245, 2246 en 2254).

De afzet is betrekkelijk gering geweest en steekt af tegen de enorme inspanning die de heren, zonder enig besef van de markt, zich hebben getroost bij de ontwikkeling van de keramisch sublieme kwaliteit. Steensma was perfectionist en vond dat wat hij maakte eeuwigheidswaarde had en dus gewaardeerd moest worden. En vader was een goed technicus maar geen koopman
Het geheel was een illustere sof.

Reguliere productie - Chinese tegels 1924

In 1926 kwam van Lamb een soortgelijke vraag met betrekking tot het gebruiken van een serie van 55 tegels met Chinese volkstypen als voorbeeld. Hij stuurde daarvoor de serie in porselein. Er zijn twee verklaringen voor zijn vraag. De eerste is dat de levering zou stagneren als gevolg van troebelen in China, de andere is dat veel van de geleverde tegels zo krom waren dat de Engelse tegelzetters er niet mee uit de voeten konden. Misschien zijn beide oorzaken juist. In Londen bezocht ik eens een toilet bij Liberty waar ik tot mijn verbazing zag dat het hele toilet met de mij bekende porseleinen tegels was bekleed, waarvan vele krommer dan ik ze kende!

Er zijn drie series in de verzameling. Wijzer geworden door de ervaring met de Perzische tegels heeft Steensma zich weten te beperken tot de toegezonden voorbeelden. Wel kwam er een uitvoering van 20x20 en een bijzonder fraaie en technisch knappe uitvoering van de figuren tegen pikzwarte achtergrond (zie kist 102, BCT 2220).
De Perzische en de Chinese tegels werden voor het gladbakken gekwaart: de Perzische transparant en de Chinese met een tikje roze tint. De tegels zijn daardoor gevoelig voor krassen.

Reguliere productie - Spaanse tegels uit jaren 1930

In 1930 herhaalde de geschiedenis zich met de vraag naar tegels naar Spaans voorbeeld aan de hand van uit Londen toegezonden voorbeeldmateriaal (zie kist 106, BCT 2224). Ik weet niet of er meer is geweest dan wat ik daarvan heb gevonden, maar daar heeft Steensma zich niet veel van aangetrokken. Wel werden glazuur en kleuren uitstekend benaderd, maar van de weelderige doorlopende decors, zoals die in kist 116 (BCT 2237), is niets in het assortiment gekomen. Wel zijn er twee geslaagde series decortegels 10x10 met fruitmandjes en bloemen gekomen die het na de oorlog goed hebben gedaan. De zogenoemde lichtcrème Spaanse glazuur heeft voor verschillende projecten goed dienst gedaan.

Reguliere productie - tegels met kunstglazuur

Na de Eerste Wereldoorlog was de architectuur uitgekeken op de kleurrijke decoratie van de Jugendstil. Dit werd zichtbaar in de vernieuwing, bekend als Art Deco. Gedecoreerde tegels waren taboe, voor wanden, lambriseringen en haardpartijen werd gezocht naar wollerige, genuanceerde effen tinten maar niet tè effen. Het is niet duidelijk wat Tichelaar verwachtte hier iets in te kunnen gaan betekenen, maar opnieuw werden vele proeven gedaan en werd omstreeks 1930 een bruikbaar palet kunstglazuur ontwikkeld (zie kist 82, BCT 2204).

Reguliere productie – catalogus ca. 1950

Vader had een oorlog meegemaakt en heeft in de economisch moeilijke jaren voor en tijdens de oorlog, voor zover nog mogelijk, het lef gehad geld te besteden voor verdubbeling van de inkoop van glazuur en verf. Toen iedere fabrikant in de oorlog zonder kwam te zitten was er voorraad genoeg. Wel werd er bewust zuinig mee omgegaan. Zo werd na het wegvallen van Engeland en Amerika in 1940 de productie van tegels tot een minimum terug gebracht, zo'n 30.000 stuks per jaar, en werden grond- en brandstof gereserveerd voor het duurdere aardewerk. Het heeft tot 1967 geduurd tot de tegelproductie weer boven 100.000 stuks uitkwam.

Series ontwikkeld 1920–1940, niet gebruikt

Voor klederdrachten werden de voorbeelden vaak ontleend aan afbeeldingen van de Belgische kunstenaar Henri Cassiers (1858-1944).
Hil Bottema, medewerkster volkskunde bij het Nederlands Openlucht Museum heeft twee series ontwikkeld: jaargetijden en dagen van de week in wat we vandaag Anton Pieck sfeer zouden noemen.
De herkomst van de andere series zijn niet bekend. De dranken zijn representaties voor nationaliteiten.

Naar eigen ontwerp (J.R. Steensma) voor een opdrachtgever n.a.v. een gelegenheid

Drie series in kist 58 (BCT 2180):
a. De Amsterdamse Kininefabriek, begonnen met kinineplantjes, fijntjes uitgevoerd, en later aangevuld met andere planten.

b. CCF door Meinte Walta
Het idee van Meinte Walta ervoer ik als een verademing, een welkome onderbreking van de alsmaar doorgaande stroom van oude voorstellingen op tegels. Het was een opdracht voor een kerstgeschenk aan het personeel van de CCF. De bedoeling was een grotere verscheidenheid te tonen, wat bereikt werd door de vijf dieren wisselend in 5 kleuren uit te voeren.

c. Het Nederlands Bijbel Genootschap
De predikant Ype Schaaf hield van verandering in zijn leven. In de jaren dat hij directeur was van het NBG woonde hij in een arbeiderswoning aan de Fyfhústerleane tussen Pingjum en Wons. Daarvoor was hij werkzaam geweest in Afrika en had daar veel rondgereisd. Op zijn voorstel zijn drie tekenaars, die illustraties hadden gemaakt voor de recent uitgekomen bijbel, naar Makkum gehaald. Dit om hen kennis te laten maken met de schildertechniek en naar huis te sturen met de opdracht een aantal grafische tekeningen te maken als voorbeeld voor nieuwe bijbelse tegels.
We maakten de tegels in paars op een Spaanse glazuur. Van twee tekenaars, een man en een vrouw, werden zeven voorstellingen gekozen en uitgevoerd waarbij de schilder de lijnen moest zetten in de door de ontwerper aangegeven volgorde.
Dit werd gedaan om de afbeeldingen scherp en puntig te houden en het doortrekken van lijnen tegen te gaan. De ene schilder gelukte dat beter dan de andere.
We moesten leveren aan het NBG, die ze met winst voor een Afrikaans goed doel zou verkopen. Dat was gauw afgelopen. Er zijn niet veel van gemaakt.

Gedrukte uitvoering, omstreeks 1970

Om verschillende redenen is onderzocht hoe een bedrukte Makkumer tegel er uit zou zien. In kist 66 (BCT 2188) zitten 20 voorbeelden die duidelijk maken dat techniek en materiaal eigenlijk slecht zijn te combineren. Het publiek dacht en denkt er net zo over.
Er is nog steeds één vaste afnemer: de ANWB voor een vijftigjarig lidmaatschap.

Decortegels buiten catalogus gebleven 1920-1985

Steensma heeft in de crisisjaren zo nu en dan onverwachte dingen bedacht. Voor aardewerk slaagde hij daarin goed, voor oud Hollandse tegels slecht, zoals de tegels van de vierde rij met decors genomen van knollen-borden en bonbonschaaltjes uit de aardewerkcatalogus (kist 67, BCT 2189).

Overgebleven van betegelingen of grote tableaus

Zie kisten 69 en 70 (BCT 2191 en 2192).


Tegels 20 × 20

Reguliere productie

Zie kisten 102 t/m 105 (BCT 2220 t/m 2223).
 


Tegels 15 × 15

Reguliere productie uit de tweede catalogus 1903

Zie kisten 107 t/m 109 (BCT 2226 t/m 2228).

Reguliere productie – Jugendstil

Zie kisten 110 en 110bis (BCT 2229 en 2230).

Reproducties

Zie kisten 111 en 112 (BCT 2231 en 2232).

Onderzoek en ontwikkeling

Zie kisten 113 en 114 (BCT 2233 en 2234).

Westraven gezonden aan Tichelaar

Zie kisten 159 t/m 160bis (BCT 2281 t/m 2283).

Tjallingii gezonden aan Tichelaar

Zie kisten 161 en 161bis (BCT 2284 en 2285).

Mijnlief gezonden aan Tichelaar

Zie kisten 162 t/m 164 (BCT 2286 t/m 2290).

Gemaakt bij Tichelaar doch op achterkant gemerkt met TV (Tjallingii/Van Hulst?) en WR voor Westraven

Zie kist 165 (BCT 2291).


Tegels 10 × 10

Reguliere productie

Zie kisten 115 t/m 116 (BCT 2235 t/m 2237).

(Ontwerpen voor) gelegenheidsopdrachten

Zie kisten 117 en 117bis (BCT 2238 en 2239).

Onderzoek en ontwikkeling

Zie kisten 118 en 118bis (BCT 2240 en 2241).


Tegels 7,5 × 7,5

Uit de reguliere productie

Zie kisten 119 en 120 (BCT 2242 en 2243).

Onderzoek en ontwikkeling

Zie kisten 121 t/m 123 (BCT 2244 t/m 2246).


Tegels 6 × 6

Reguliere productie uit de eerste catalogus 1860-1900

Zie kist 124 (BCT 2247).


Tegels 3,5 × 7

Onderzoek en ontwikkeling

Zie kist 125 (BCT 2248).


Tegels 13 × 6

Reguliere productie uit de eerste catalogus

Zie kisten 126 t/m 129 (BCT 2249 t/m 2252).


Tegels 15 × 7,5

Reguliere productie - uit de tweede catalogus

Zie kisten 131 t/m 133 (BCT 2254 t/m 2256).


Tegels 13 × 13

Mijnlief gezonden aan Tichelaar

Zie kisten 151 en 152 (BCT 2273 en 2274).

Westraven gezonden aan Tichelaar

Zie kisten 153 t/m 158 (BCT 2275 t/m 2280).

Gemaakt bij Tichelaar doch op achterkant gemerkt met TV (Tjallingii/Van Hulst?) en WR voor Westraven

Zie kisten 163 en 164 (BCT 2289 en 2290).


Bouwmaterialen

Schildpadtegels

Schildpadtegels worden op een andere manier gemaakt dan de tot nu toe besproken tegels: zij missen de tinglazuur en de beschildering.
Uitgangspunt is de gemaakte tegel in klei die bedekt wordt met een laagje engobe van pijpaarde. Die wordt op de tegel aangebracht als een goed geroerde witte waterige pap. Na drogen worden hierop van een pap van Friese klei spatten aangebracht. De pap waarmee gespat wordt kan van kleur verschillen door toevoeging van bruinsteen en/of ijzeroxide.
Na verdere droging wordt hierover een kwaart gesprenkeld en vervolgens alles in één keer afgebakken.

Vloertegels

Producten van Tichelaar die zijn voortgevloeid uit de ontwikkeling van een sterkere massa dan gebruikelijk in de filtreerfabriek (zie verder P.J. Tichelaar: Fries Aardewerk, dl. 3. Leiden, 2004).
De decoraties in kist 135 (BCT 2258) werden verkregen met sjabloneren.
De toepassing was vooral voor onderplaten voor de met kolen gestookte kachels en fornuizen.

Nog voor de gedecoreerde kachelplaattegels waren er al de rode en gesmoorde zeskante vloertegels, met aan de achterkant het merk. Er waren enkele van de concurrent REMA, Regout Maastricht, van één van de zoons van Regout.

Eind jaren zeventig werden rond de ontwikkeling van het Makkumer Tegelhuis in Amsterdam en de aanvraag van een klant, beschilderde vloertegels gemaakt, deels geïnspireerd op de mediterrane longines.

Het huidige panwerk is in 1970 begonnen als estrikfabriek. Plavuizen waren toen erg gevraagd voor zitkuilen e.d., uitgevoerd in vijf maten en vijf kleuren.

Geglazuurde baksteen

Het is niet duidelijk uit welke jaren de proeven van het glazuren van metselsteen zijn. Er zijn veel van aange­troffen waaruit is geselecteerd. Op de koppen staan cijfers betrokken op de receptuur, waarvan mogelijk in het archief nog gegevens zijn terug te vinden.

Knapen siphons

Met het oog op de overname van zijn electrische kameroven was er contact met het bedrijf Bode in Breda.
Dit bedrijf was bekend als bedenker en maken van de vliesotrap, die in vrijwel ieder na-oorlogse woning werd geplaatst als toegang naar de vliering. Nauwelijks bekend is dat het bedrijf Bode ook patenthouder was van de Knapen sifons of syphons. Tichelaar nam de boel voordelig over en sloot een overeenkomst over afkoop van de rechten. De productie kwam evenwel te laat.
De Duitse ingenieur Knapen ontwikkelde een systeem voor ventilatie van de spouw tussen twee halfsteens­muren dat inderdaad werkte. De rijksgebouwendienst schreef ze voor in bestekken maar er kwamen andere en eenvoudiger oplossingen. Het idee was een poreuze pijp aan te brengen die vocht uit de spouw zou opnemen en uitademen door een roostertje in het buitenblad. Op het panwerk zijn er een paar gemaakt, maar er is nooit één van verkocht.


Bijkomstige zaken

Bijkomstige zaken

Het kwam en komt nog al eens voor dat aannemers voor herstel van defecte betegelingen op zoek gaan naar de mogelijkheid tot reproductie van tegels van een collegiale fabriek die niet meer bestaat of niet meer levert. Een toegezonden monster blijft dan vaak achter.
Als het volume van het vereiste voldoende is en de middelen beschikbaar, wordt een ontwikkeling in gang gezet die tot uitstekende resultaten leidt: interieur Haags Gemeentemuseum, Shell hoofdkantoor, Van Nelle fabriek en Raadhuis Hilversum.


Diversen

Porselein 1927

Zie kisten 35 t/m 37 (BCT 2155 t/m 2157).

Eerste reproducties 1930

Zie kisten 38 t/m 40 (BCT 2158 t/m 2160).

Reproductie 1981

Zie kisten 41 t/m 45 (BCT 2161 t/m 2165).

Blauw

Zie kisten 46 t/m 49 (BCT 2167 t/m 2170).

Gekleurd en glazuurtinten

Zie kisten 50 t/m 54a (BCT 2171 t/m 2176).

Grote Pers

Zie kist 101 (BCT 2219).

De OKS collectie

Onze collectie bestaat uit circa 30.000 objecten cultureel erfgoed welke in bruikleen zijn op 34 locaties.

Contact

Secretariaat Ottema-Kingma Stichting
Harlingersingel 23-A
8913 CJ Leeuwarden

Bezoek alleen op afspraak
Direct contact opnemen