Interview: Marieke de Winkel, ontrafelaar van verhalen

Bijzonder hoogleraar Marieke de Winkel bekleedt sinds 2023 de leerstoel die de Ottema-Kingma Stichting aan de Radboud Universiteit in Nijmegen heeft ingesteld. Ze speurt samen met haar studenten Toegepaste Kunsten naar de verhalen achter spullen en vooral: naar textiel.

Marieke de Winkel

Mooi gemaakte spullen

Toegepaste kunsten en kunstnijverheid, zo heet de leerstoel die bijzonder hoogleraar Marieke de Winkel bekleedt. Een hoogleraarschap dat wordt gefinancierd door de Ottema-Kingma Stichting. Je zou haar onderzoeksgebied ook anders kunnen noemen, zegt De Winkel. Decoratieve kunsten bijvoorbeeld of ‘Material Studies’. ‘Ik doe onderzoek naar mooi gemaakte spullen. Naar kunstzinnig vormgegeven voorwerpen die een historisch verhaal vertellen.’ 

Door op zoek te gaan naar de verhalen achter de dingen, ontsluit De Winkel fantastische vertellingen en duizelingwekkende inzichten. Zij en haar studenten wekken het verleden tot leven. 

‘Mensen van lang geleden worden vaak gezien als saai, arm, als onderdrukt en niet te benijden. Maar wanneer je kijkt naar een schitterend met de hand gemaakt rijgwerk op een jurk of een kanten kraag, verandert je blik. Die mensen kónden iets. Ze beschikten over vaardigheden waarvan wij alleen maar kunnen dromen!’

Honger naar verhalen

Het door de Ottema-Kingma Stichting gefinancierde hoogleraarschap is het laatste in Nederland op dit gebied. Het is dus superbelangrijk dat de stichting dit doet, zegt De Winkel geestdriftig. Want studenten hebben een enorme honger naar verhalen over vroeger. Naar verhalen over gewone mensen, over identiteit en vakmanschap. 

Door de bezuinigingen op het academisch onderwijs kunnen die leergierigen helaas maar op enkele plekken in Nederland terecht. ‘Mijn werkgroep zit steevast vol. Er is een wachtlijst.’

Nieuwe gretigheid naar vakmanschap

Nanne Ottema, legt De Winkel uit, was een veelzijdig autodidact en ‘bijna dwangmatig’ verzamelaar. Zijn collectie Friese volkskunst raakte na de Tweede Wereldoorlog enigszins in de vergetelheid, maar inmiddels is er sprake van een revival. 

‘De nieuwe generatie heeft er weer belangstelling voor. Voor spullen die over een gedeelde of juist over een particuliere identiteit vertellen. Ze vinden vakmanschap ook interessant in plaats van alleen maar ‘hoge kunst’.’ 

De Winkel ziet daarnaast een nieuwe gretigheid naar ‘hoe dingen gemaakt worden’. ‘Dat willen mijn studenten weten.’

Textiel, de late liefde van Nanne Ottema

Textiel is het voornaamste werkveld van De Winkel. Het vormt de leeropdracht die ze van de OKS meekreeg. De helft van haar bijzonder hoogleraarschap vult ze met onderwijs, de andere helft met onderzoek. 

Textiel, vertelt ze, is een ‘late liefde’ van Nanne Ottema. Pas aan het eind van zijn leven ging hij het op grote schaal verzamelen. ‘Zijn laatste artikel gaat over oude mode in Friesland. Hij doet er een oproep in: er moet iemand komen om meer onderzoek naar textiel te doen.’ 

In die zin gaat met haar leerstoel de droom van Ottema in vervulling. Want nu is het De Winkel die met haar studenten de geschiedenis achter de spullen uit onder meer de OKS-collectie probeert te achterhalen. En die geschiedenissen zijn vaak verbluffend. 

De bruine bruidsjurk

Een student van De Winkel raakte in 2024 in het Fries Museum in de ban van een bruine bruidsjurk, onderdeel van de tentoonstelling ‘Ja, ik wil!’. De stagiaire ging op onderzoek uit en dook de archieven in. 

De jurk uit 1917 was van Pietje Smids uit Sneek. Lang was aangenomen dat zij ‘landvrouw’ ofwel boerin was, van eenvoudige komaf. Vandaar het bruine zijden gewaad. Het bleek anders. 

De vrijgevochten Pietje was sportief en de jurk een wandelkostuum. Ze was getrouwd met een vermogende kweker en bezat veel grond. Vandaar: ‘landvrouw’. (Een leuk detail: de ondertrouwakte van Pietje en haar aanstaande was opgesteld door niemand minder dan notaris Nanne Ottema.)

De Winkel: ‘Deze jurk vertelt niet alleen over het leven van Pietje, maar ook over de wereldgeschiedenis, over de oorlog, het vrouwenkiesrecht, over emancipatie. Er zit een veel groter verhaal achter dan iedereen had verwacht.’

Ontrafelen van verhalen

De bijzonder hoogleraar ziet het als haar taak om studenten het gereedschap te geven waarmee ze dit soort verhalen kunnen opdiepen en ontrafelen. 

‘Ik leer ze objecten goed te bekijken en te beschrijven. Soms vinden studenten dat saai, maar tijdens het beschrijven gaan ze zich dingen afvragen. Wat zie ik eigenlijk?’

‘Er liggen nog zóveel voorwerpen in Doornroosje-slaap in de depots van Nederlandse musea. Er komt een tijd dat iemand ze komt wekken, dat er weer belangstelling voor ontstaat. Daarom moet je ze goed bewaren en conserveren, voor het moment dat een volgende generatie er meer van wil weten.’

Nieuwe generatie

De nieuwe generatie, zo ziet De Winkel, is geïnteresseerd in vrouwenthema’s, in verhalen over de positie van de vrouw, het koloniaal verleden, in objecten die buiten de geijkte canon vallen, in spullen die door ‘gewone mensen’ werden gemaakt. 

Ook zijn jonge onderzoekers geboeid door uitdrukkingen van mentale moeilijkheden, van zwakte en marginaliteit in plaats van nationale glorie, kracht en trots.

De Winkel leert haar studenten archiefonderzoek te doen, hoe je met bronnen om moet gaan, hoe je de goede vragen stelt en een kritische houding aanneemt. ‘Ik reik ze werktuigjes aan voor in hun gereedschapskist als wetenschapper.’ Misschien wel de belangrijkste les: ‘Zelf denken en je bij alles afvragen: klopt dit wel?’ 

Wybrand de Geest

Daarnaast doet De Winkel zelf kunsthistorisch onderzoek – er is altijd wel een tentoonstelling waar ze bij is betrokken. Zoals bij de huidige expositie in het Fries Museum (6 september-1 maart) over de zeventiende-eeuwse portretten van de Friese schilder Wybrand de Geest. 

Op één van die portretten ontdekte de restaurator iets opmerkelijks. Het lijfje en de kraag van geportretteerde Wilsck van Feytsma bleken overschilderd tijdens een eerdere restauratie. Bovendien was het schilderij vernieuwd met twee zijpanelen.

De Winkel ging op zoek naar hoe de kraag en lijfje eruit hadden kunnen zien. Ze souffleerde de restaurator en dacht mee over het herstel van het portret.

‘Het mooie van Friese portretten is dat men niets wegliet. Werkelijk alles werd, letterlijk, uit de kast gehaald. 

 Daar richt ik me op: op dingen en kledingstukken die er op schilderijen zijn te zien.’ 

Men liet zich in het zeventiende-eeuwse Friesland maar al te graag afbeelden met alle familiesieraden om, pop in de arm, in de mooiste kleren. Pronken maar. De Winkel, lachend: ‘More is more in Friesland.’ 

Woordenboek over oude kleding

Als onderdeel van haar leeropdracht van de Ottema-Kingma Stichting werkt De Winkel aan een lexicon van oude Nederlandse en Friese kledingtermen. Het moet een standaardwerk voor haar vakgebied worden. Een Duitse muts: wat is dat eigenlijk? Wat is een ‘bouwen’? Of een ‘directoire’? 

De Winkel: ‘Wanneer je de termen uit die tijd niet kent, blijft het verleden een buitenland.’ 

Het is een nederige, maar noodzakelijke klus, stelt de hoogleraar. ‘Zo’n glossarium, of woordenboek, is er nog niet. Wil je historische bronnen begrijpen dan zul je deze taal vast moeten leggen.’ Het project mondt uiteindelijk uit in boekvorm en een website waarop woord en beeld samengaan.

‘Er zijn nog zóveel dingen uit te vinden bij objecten die in het museum liggen en die tot de collectie van de Ottema-Kingma Stichting behoren. De belangstelling voor die verhalen is groeiend. Het is van het grootste belang dat er een nieuwe generatie studenten Toegepaste Kunsten wordt opgeleid. Gebeurt dat niet, dan wordt het verleden een doofpot.’

Restauratiefilmpje Fries Museum:
https://www.instagram.com/reel/DNVrXdMtneK